In het CBP-advies (.pdf; meer) inzake de retentie van telecommunicatiegegevens dd 16 februari 2015 argumenteert het CBP over openbaarmaking door private partijen van anonieme en geaggregeerde statistieken over aantallen intercepties en bevragingen van verkeers- en gebruikersgegevens:
Het CBP heeft kennis genomen van initiatieven van marktpartijen om anonieme en geaggregeerde statistieken openbaar te maken over aantallen intercepties en bevragingen van verkeers- en gebruikersgegevens. Hun doel is maatschappelijke transparantie te verschaffen over het gebruik van deze ingrijpende bevoegdheden door de overheid. De Minister van Veiligheid en Justitie heeft de telecom- en internetaanbieders, in beantwoording van Kamervragen hierover, ernstig ontraden om dergelijke statistieken openbaar te maken. De minister verwijst daarbij naar een eerdere uitspraak van de staatssecretaris “dat de verstrekking van geaggregeerde informatie de belangen van opsporing en vervolging ernstig in de weg kan staan. Een dergelijke verstrekking kan namelijk inzicht geven in de werkwijzen van de politie en het openbaar ministerie en kwaadwillenden zouden op basis hiervan hun werkwijze kunnen aanpassen.”
De minister neemt in het jaaroverzicht van het ministerie van Veiligheid en Justitie een overzicht op van het totale aantal vorderingen ‘historische gegevens’ door het OM. Dit jaarlijkse totaalaantal biedt echter geen inzage in de bevragingen door inlichtingen- en veiligheidsdiensten, en is bovendien moeilijk te interpreteren, omdat niet gespecificeerd is om hoeveel personen het gaat, over welke termijnen het gaat, en om wat voor soorten criminaliteit. WODC schrijft hierover: (…) het opvragen van telecomgegevens in Nederland wordt geregistreerd per telefoonnummer, IMEI- nummer, IP-adres of ‘paallocatie’, waarover gegevens worden opgevraagd. Omdat mensen vaak meerdere telefoons gebruiken, geven deze cijfers geen inzicht in het aantal personen van wie er jaarlijks telecomgegevens worden opgevraagd of van het aantal opsporingsonderzoeken of de aard van de opsporingsonderzoeken waarvoor deze gegevens worden opgevraagd.” Ook bij het vorderen van mastgegevens gaat het om meer betrokken personen, omdat dan informatie wordt verkregen over alle mobiele gesprekken die op een bepaald tijdstip via een bepaalde mast zijn gevoerd. Bovendien betreffen de statistieken ook vorderingen van gegevens die niet onder de Wet bewaarplicht vallen.
De stelling dat personen hun werkwijze zouden kunnen aanpassen op grond van anonieme, geaggregeerde statistieken, is niet onderbouwd. De regering gaat zonder toelichting voorbij aan het advies van het WODC om meer inzicht te bieden “door de vorderingen zodanig te registreren dat zichtbaar wordt over hoeveel personen er jaarlijks telecommunicatieverkeersgegevens worden opgevraagd, in hoeveel zaken dit gebeurt en voor welke soort zaken deze gegevens worden opgevraagd.” Het ontbreken van transparantie op dit punt staat democratische controle op de (effectiviteit van de) uitoefening van bevoegdheden in de weg, en biedt ook geen inzicht aan burgers over de inzet van dit instrument.
EOF