Om wat meer context te geven bij enkele punten uit het verlanglijstje voor de nieuwe Wiv en de toekomst van onze IVD’en, hierbij enkele notities over transparantie en geheimhouding inzake de IVD’en.
Bij niet-staatsgeheime bijzondere informatie — dus niet gerubriceerd als Stg. Confidentieel, Stg. Geheim of Stg. Zeer Geheim; maar bijvoorbeeld wel informatie die als Departementaal Vertrouwelijk wordt beschouwd — wordt gesteld dat ongeautoriseerde toegang nadeel aan de belangen van één of meer ministeries veroorzaakt. Bij staatsgeheime bijzondere informatie gaat het om schade.
De CTIVD citeert in toezichtsrapport 33 (.pdf, 2012) een fragment uit het (geheime) beveiligingsplan van de AIVD:
[Het beveiligingsplan van de AIVD] stelt het volgende:
“(…) inbreuken op de vertrouwelijkheid of veiligheid tasten de slagkracht, effectiviteit en geloofwaardigheid van de dienst aan omdat:
- bronnen, medewerkers en relaties fysieke, geestelijke of maatschappelijke schade oplopen;
- vertrouwelijke informatie wordt gecompromitteerd;
- lopende onderzoeken gefrustreerd worden;
- interstatelijke betrekkingen, politieke verhoudingen, opsporings- en vervolgingsbelangen, de privacy van individuen geschaad of verstoord worden;
- het imago van en het zorgvuldig opgebouwde vertrouwen in de AIVD aangetast worden;
- de voorbeeldfunctie van de dienst waar het gaat om veiligheid en vertrouwelijkheid niet waargemaakt wordt;
- zij een negatieve invloed hebben op de bereidheid van bronnen en relaties om samen te werken met of informatie te verstrekken aan de AIVD.“
Daarover merkt de CTIVD vervolgens op:
De voornoemde redenen zijn niet in alle gevallen op zichzelf voldoende om informatie staatsgeheim te rubriceren maar geven de ongewenste gevolgen aan van een inbreuk op de vertrouwelijkheid of veiligheid. (…)
Kortom, niet elke denkbare reden voor geheimhouding automatisch een legitieme reden. Waarvan akte.
In het hoofdstuk Tool 3: Intelligence Transparency, Secrecy, and Oversight in a Democracy (.pdf) van de publicatie Overseeing Intelligence Services: A Toolkit (2012, eds.: Hans Born & Aidan Wills) stelt professor Laurie Nathan een aantal dingen over transparantie. Ter inleiding:
On the one hand, certain aspects of the intelligence community and its activities must be kept secret in order to avoid compromising operations and the lives of intelligence officers and their sources. On the other hand, secrecy is antithetical to democratic governance; it prevents full accountability; and it provides fertile ground for abuse of power, illegality, and a culture of impunity.
Nathan betoogt dat het perspectief “het vinden van een balans tussen geheimhouding en transparantie” een verkeerd perspectief is:
Since openness is a necessary condition of democratic governance and protection of human rights, the challenge in the world of intelligence should not be defined as “finding the right balance between secrecy and transparency.” Rather, secrecy should be regarded as an exception that in every case demands a convincing justification. Whereas the emphasis of intelligence communities throughout the world is on secrecy with some exceptions, in democratic societies the emphasis ought to be on openness with some exceptions. This is a matter of both principle and pragmatic imperative. There is ample historical evidence that power is more likely to be abused, and human rights are more likely to be violated, in conditions of secrecy than in an open political environment. Openness permits effective oversight by parliament and scrutiny by the media and vigilant civil society groups, providing a basis for detecting illegality and misconduct and thereby for preventing the emergence of a culture of impunity.
Een frisse zienswijze. Nathan stelt verder dat “nationale veiligheid”, zonder nadere specificatie, geen acceptabele grond is voor geheimhouding. (NB: voor een uitgebreide Nederlandse verhandeling over “nationale veiligheid” in relatie tot mensenrechten, zie het proefschrift Mensenrechten en staatsveiligheid uit 2005 van jurist Jan-Peter Loof; waarin Loof onder meer betoogt dat er geen betekenisvol verschil valt te maken tussen tussen “nationale veiligheid” en “staatsveiligheid” — iets dat de WIV2002 wel doet.) Nathan citeert een uitspraak uit 1971 van het Amerikaanse hooggerechtshof:
The word ‘security’ is a broad, vague generality whose contours should not be invoked to abrogate the fundamental law embodied in the First Amendment [dealing with freedom of speech]. The guarding of military and diplomatic secrets at the expense of informed representative government provides no real security for our Republic.
Nathan stelt verder het volgende over “nationale veiligheid”:
In a democracy the term “national security” should cover the security of the country, its system of government, its values, and all persons under the jurisdiction of the state. It consequently provides a compelling basis for openness rather than secrecy. It is not something that has to be balanced against human rights and freedoms. A democratic approach to national security encompasses and embraces human rights and freedoms.
Geheimhouding zou volgens Nathan moeten worden gemotiveerd met “specific and significant harm that might arise from the public disclosure of information”, en beperkt tot de volgende gebieden:
- de identiteit van inlichtingenofficieren, informanten en agenten;
- de technische details van operationele methoden;
- de details van bescherming van belangrijke personen;
- huidige operaties en onderzoeken;
- de identiteit en persoonsgegevens van targets.
Dit lijstje dekt niet alle gevallen waarin een terecht beroep op geheimhouding kan worden gedaan: zo ontbreekt aandacht voor belangen van bondgenoten. Maar Nathan brengt ons wel terug naar de kern van de zaak.
Nathan geeft een reeks aanbevelingen over transparantie waarvan ten minste de volgende ook in Nederland de moeite van het overdenken waard lijken:
- The legislation should acknowledge explicitly the importance of transparency and access to information as fundamental principles of democracy that promote human rights and freedoms, good governance, public accountability, and informed debate. The legislation should state that classification of information is consequently an exceptional measure that ought to be used sparingly.
- The criteria for classifying information should indicate that significant harm might arise with a reasonable degree of certainty in the event of public disclosure. The legislation should not permit resort to secrecy on the nebulous grounds of “national security” or “national interest.”
- The legislation should create an obligation on the executive to take steps to promote and facilitate public access to state-held information including, as discussed below, information on the intelligence services.
In de nieuwe Wiv moet méér dan in het huidige Hoofdstuk 4 van de Wiv2002 worden geregeld aan transparantie. Een paragraaf over actieve openbaarheid van (betekenisvolle en ondubbelzinnige) cijfermatige transparantie over de inzet van bijzondere bevoegdheden zou een mooi begin zijn: het stelt de samenleving en het volledige parlement — niet alleen de besloten Tweede Kamer-commissie — in staat een vinger aan de pols te houden van de omvang van de juridisch toegelaten inbreuken die de diensten op onze grondrechten maken. Want vergeet niet: de nieuwe Wiv kan (in zekere zin) elke burger raken.
EOF